Graven van veldkeien, vooral in de 18e en 19e eeuw voor dijk- en wegverharding.
Vanaf begin 18e eeuw richtte de boormossel (paalworm) veel schade aan houten zeeweringen aan. Deze grote bedreiging van de zeedijken werd bestreden door het beveiligen met veldkeien. Ook de aanleg van verharde wegen in en buiten de Drentse dorpen na 1850 vroeg veel stenen en steengruis. De keien kwam vrij bij heideontginning en esbewerking. Het graven en zoeken van veldkeien en het kloppen ervan leverde veel arbeiders een bijverdienste.