(Den Haag 1830 - Arnhem 1915) Toneelschrijver.
Werd in 1855 directeur van het telegraafkantoor in Meppel. Daar bleef hij tot 1 mei 1882, toen hij in dezelfde functie benoemd werd in 's-Hertogenbosch. Vervolgens werkte hij vanaf 1892 als directeur in Arnhem, waar hij als gepensioneerde bleef wonen.
Reeds op zestienjarige leeftijd begon Meys met het schrijven van gelegenheidsgedichten voor familieleden. Naar eigen zeggen zou het daarbij gebleven zijn, als hij niet in Meppel lid was geworden van de rederijkerskamer Erica (opgericht 4 januari 1851). Hij kreeg een bestuursfunctie en begon op bijeenkomsten eigen werk voor te dragen. Ook schreef hij speciaal voor Erica: De wraak. Dramatische schets voor rederijkers (1862), Misdaad en wroeging. Dramatische schets voor rederijkers in twee bedrijven (1863), Waterloo. Lierisch-dramatisch gedicht in twee afdeelingen (1865) en Miskend. Dramatische Schets voor rederijkers. In drie afdeelingen (1868). Behalve uit deze stukken bestaat het toneeloeuvre van Meys vooral uit blijspelen. Daarin is de liefde - zoals in de meeste blijspelen - gewoonlijk het hoofdthema. Zijn rederijkersverzen en andere gedichten (meest bewerkingen) werden in 1863 uitgegeven onder de titel Heidebloemen. Eerste gedichten.
Meys schreef ook voor kinderen. Hij werkte mee aan het kindertijdschrift Moeders Schoot en leverde met Cornelis van Schaick en anderen bijdragen voor Na leeren volgt uitspanning. Geschenk voor kinderen (1869) en Tot nut en genoegen. Vertellingen en versjes voor kinderen (1869). Tevens werkte hij mee aan enige tijdschriften voor volwassenen.
Van het jaarboekje Erica was hij vanaf het begin (1865) medewerker, later redacteur en ten slotte hoofdredacteur. Verdere bekendheid kreeg hij door het schrijven van talrijke liedteksten. In 1877 werd hij lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. In de laatste jaren van zijn leven verloor hij enigszins het contact met de literaire kringen. Zijn pupil Hendrik Blink was één van de weinigen die nog van zich liet horen. Wel hield Meys zich bezig met taalstudie, vertaalde hij voor de Meppeler Courant feuilletons uit het Frans, Duits, Engels en Zweeds en schreef hij voor intimi bij speciale gelegenheden een gedicht. Als privé-uitgave, niet voor de handel, liet hij in 1905 bij J.A. Boom de bundel Gedichten drukken. Na het overlijden van zijn vrouw liet hij in 1912 zijn Laatste gedichten (J.A. Boom & Zoon te Meppel) uitkomen, zoals de vorige niet voor de handel.
Overige werken zijn (onder meer): Twee tooneelspelers of een huwelijk bij overrompeling. Blijspel in één bedrijf, voor rederijkers [1871], De schilders eereprijs of de bekroonde Danaë. Blijspel in twee bedrijven. Vrij naar het Fransch, voor rederijkers bewerkt [1872], Oom en neef, of misverstand op misverstand. Blijspel in Een Bedrijf (1872), De hoed van Frans II. Blijspel in twee bedrijven [1873] en Hij moet er uit en hij zal er uit! Kluchtspel in een bedrijf [1875]. [Nijkeuter]