Verzamelnaam voor planten die oorspronkelijk niet of nauwelijks in Nederland voorkwamen, maar vanaf de Middeleeuwen rond kastelen, stinsen en havezaten zijn aangeplant.
Het betreffen vooral aan bossen gebonden en in het voorjaar bloeiende planten. Hieronder zijn veel bolgewassen zoals Sneeuwklokjes, Krokussen, Winteraconieten, Tulpen en Narcissen. Ook andere gewassen zoals Holwortel, Vingerhelmbloem, Italiaanse aronskelk en Gele anemoon behoren tot de stinsenflora. Daartussen groeien in Drenthe inheemse soorten zoals Bosanemoon en Muskuskruid.
Stinsenplanten vereisen enigszins voedselrijke, matig vochtige en vrij kalkrijke zand- en kleibodems. De planten hebben baat bij een dynamisch beheer met schoffelen, spitten, bemesten en maaien. Belangrijke concentraties met stinsenplanten in Drenthe zijn de landgoederen Mensinge (Roden), De »Braak en Lemferdinge (Paterswolde), Overcingel (Assen) en Dikninge (De Wijk). Momenteel worden de planten uit het stinsenmilieu veelvuldig aangeplant in plantsoenen (Hoogeveen, Zuidwolde) en tuinen.