Het zuurder worden van bodem en water door toevoer van verzurende stoffen (met name zwaveldioxiden, stikstofdioxiden en ammoniak).
Verzuring heeft nadelige effecten voor planten- en diersoorten van zwak gebufferde bodems en wateren zoals vennen. Veelal gaat verzuring samen met vermesting. Hierdoor wordt de oorspronkelijke begroeiing van natuurgebieden verdrongen door algemene, zich snel uitbreidende planten als Grote brandnetel, bramensoorten en Pijpenstrootje. Daarnaast kan verzuring leiden tot versnelde uitspoeling van zware metalen en aluminium naar het grondwater, hetgeen problemen kan opleveren voor de drinkwaterwinning.
Het grootste deel van de verzurende stoffen is afkomstig van buiten Drenthe en wordt over grote afstanden door de lucht naar de provincie getransporteerd. Het slaat vervolgens neer. Het Drentse aandeel in de provinciale verzuring komt grotendeels op rekening van de landbouw, met name de veehouderij (ammoniak), en verkeer (stikstofdioxide). De provincie tracht verdere aantasting van de algemene milieukwaliteit van bodem en water te voorkomen. Daarbij hanteert zij de streefwaarden in de 'Integrale Notitie Normstelling Stoffen'. Voor wat betreft verzuring is het doel een reductie van de ammoniakuitstoot van 70% in 2010 ten opzichte van 1980 te realiseren. Verplaatsing of beëindiging van landbouwbedrijven die een knelpunt vormen aangaande verzuring wordt gestimuleerd door subsidies.