(Nieuw-Buinen 1926 - De Wijk 1999) Publicist.
Was redacteur van Minerva, een academisch literair tijdschrift. Voorts publiceerde hij onder het pseudoniem Gerard van Elburg en Gerriet Wilms. Behalve vele Nederlandstalige gedichten schreef hij ook enkele Drentse. Voor de RON maakte hij in de vroege jaren 1950 het literair-kritische programma 'De Drènse Parnassus'. Later schreef hij ook recensies van Drentse gedichten voor de rubriek 'Te kunst en te keur' van Hans Heyting, die de teksten voorlas. Voorts leverde hij literatuurkritiek voor het maandblad Drenthe in de rubriek 'Dichters en Zondagsdichters bekeken door Gerriet Wilms'. Samen met Harm Werners (pseudoniem van G. Nijenhuis) schreef hij voor genoemd maandblad 'Drentse schrijvers en hun werk letterkundige rubriek'. Beiden woonden toentertijd in het westen van het land, maar als recensenten van Drentse literatuur waren zij nog steeds prominent. Beiden waren in 1953 medeoprichter van de Drentse Schrieverskring. In de Drentse schrieversalmanak 1954 en 1956 werd werk van 'Wilms' geplaatst. Ook aan »Oeze Volk leverde hij bijdragen. In 1957 schreef hij de Ballaode van de nije daod, die als tekst voor de koppermaandagprent van dat jaar diende. Hans Heyting maakte hiervoor de tekening.
Na zijn pensionering keerde Westerhuis terug naar Drenthe, waar De Wijk zijn nieuwe woonplaats werd. Tot ver in de jaren 1980 schreef hij recensies voor het maandblad Drenthe; daarna ging zijn belangstelling vooral uit naar de genealogie en de historie. In 1991 verscheen onder zijn eindredactie Ruinerwold, rondgang door het verleden.