Begrip

Architectuur

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

De Graaf & Kruiger

Ook: Bouwkunst - Kunst en leer van het ontwerpen en uitvoeren van bouwwerken.

De meeste vroege bouwwerken in Drenthe waren boerenbehuizingen. Uit archeologische sporen blijkt dat men in de vroegste bewoningsperiodes diverse bouwmethoden gebruikte. In de loop van de Middeleeuwen ontstond echter een vrij constant type dat door de eeuwen heen in hoofdlijnen ongewijzigd is gebleven. Het is het hallenhuis dat voorziet in een breed middenvak met aan weerszijden zijbeuken. Er zijn diverse hoofdtypen bekend.

In het oude Drenthe verrezen ook niet-agrarische bouwwerken. De meest bekende zijn de kerken. De eerste (houten) kerken werden naar analogie van de boerderijen gebouwd. Omstreeks 1100 verrezen de eerste stenen kerken, aanvankelijk van tufsteen en, vanaf omstreeks 1200, ook van baksteen. Zie verder onder: Kerkbouw.

Imposante stenen bouwwerken zijn ook de havezaten. Deze buitenplaatsen, vaak gelegen op strategische plekken, werden bewoond door de edelen van Drenthe. Ook het Kasteel van Coevorden kan tot deze groep gerekend worden hoewel deze inmiddels geheel is opgenomen in de stedelijke bebouwing. De edellieden zorgden voor stevige behuizingen die veelal werden voorzien van omgrachtingen, bossen, parken en landerijen. Afhankelijk van de rijkdom en het cultureel besef van de eigenaren werden de huizen voorzien van bepaalde stijlkenmerken. Zie: Renaissance: maniërisme en Classicisme en Lodewijkstijlen.

Van enige stedelijke bebouwing was slechts sprake in Assen, Coevorden en Meppel. Bij Assen stond deze bebouwing rondom het 13e-eeuwse klooster Mariënkamp. Het klooster heeft tot aan het eind van de 16e eeuw gefunctioneerd, maar daarna kreeg het een nieuwe functie als vergaderplaats voor het college van gedeputeerden. Vanaf 1603 begon men hier regelmatig te vergaderen en Assen begon geleidelijk aan te groeien als bestuurscentrum.

De ontwikkelingen in Coevorden hingen samen met de strategische betekenis van deze plek. Er werd zoveel belang aan deze locatie toegekend dat het in 1594 onder leiding van prins Maurits tot vestingstad werd omgevormd. Kenmerkend was de omgrachte stervormige structuur, gevormd door de zeven bastions en ravelijnen en een tweede omgrachting (nu nog deels zichtbaar) met contrescarpen in de vorm van een ster met veertien punten. Vanuit het centrum werden radiaal uitlopende straten aangelegd. Het plan was ontwikkeld door Paulus Simonsz. en werd rond 1672 verbeterd door de bekende vestingbouwer Menno van Coehoorn. Naast het Kasteel zijn er in Coevorden slechts weinig bouwwerken die nog verwijzen naar deze periode. Daartoe behoren in ieder geval het voormalig Arsenaal (Haven 4-6) en de voormalige kazerne en garnizoenswoningen (Friesestraat 43 - Molenstraat 5-31 en op de hoek van de Bentheimerstraat - Spoorhavenstraat).

Meppel dankt zijn stedelijke ontwikkeling aan de strategische ligging op een knooppunt van vaarwegen. De stad werd door de turfvaart een plaats van handel en schipperij. Vanaf ca. 1625 kwam een economische opbloei op gang waardoor langs de Hoofdstraat, de Kruisstraat en rondom het Kerkplein, de Grote Markt en het Prinsenplein diverse woonhuizen en pakhuizen konden verrijzen. Als voorbeeld geldt het onderkelderde huis Kruisstraat 15, Kruisstraat 12 en Hoofdstraat 50 en het uit 1633 daterende Hoogetin 3a.

Bouwen van 1800-1940

Na 1800 nam de bouwvoorraad geleidelijk toe. Veel werd gebouwd in de Ambachtelijk traditionele bouwtrant, zoals dat van generatie op generatie was gedaan. Bij de boerderijbouw was sprake van een verdergaande verstening. Nadat allereerst het voorhuis in baksteen was opgetrokken, werden nu ook de schuurgevels in steen uitgevoerd. Ook werd bij sommige boerderijen het woongedeelte gewijzigd doordat men voor de oude boerderij een dwarsgeplaatst voorhuis bouwde.

Enkele opvallende ontwikkelingen in de boerderijbouw deden zich voor in Zuidwest-Drenthe. Door de nabijheid van de marktplaats Meppel konden met name de boeren in de omgeving van Ruinerwold, De Wijk en IJhorst zich riante boerderijen permitteren. Meest aansprekend zijn de boerderijen aan het Haakswold (ook wel het 'golden endje'). Meppeler architecten als P. Janzen, H. Witzand en G. Otten bouwden hier diverse rijk gedetailleerde boerderijen. In de race om het meest bijzondere pand te realiseren, vroeg de toenmalige eigenaar van Haakswold 8 om een Chinees Paviljoen na te bouwen. Hij had hiervan een ansichtkaart meegenomen van de Koloniale Tentoonstelling in Parijs van 1924.

Bijzondere boerderijen komen verspreid over de provincie overal voor maar nergens in deze concentratie. Voorbeelden: de herenboerderij 'Villa Flora' te Nieuw-Buinen (1877-1879) en 'Hoeve Woudrust' te Peize (1914).

Vernieuwingen in de boerderijbouw kwamen opzetten als gevolg van meer planmatige ontginningsactiviteiten zoals van de Maatschappij van Weldadigheid (Frederiksoord, Wilhelminaoord, Boschoord, Veenhuizen). In Frediksoord, Wilhelminaoord en Boschoord zijn nog diverse kleine kolonistenhoeven te zien. Op deze tussen 1818 en 1824 gebouwde kleine boerderijtjes konden paupers uit de steden onder toezicht een bestaan als boer proberen op te bouwen. De planmatige opzet van de koloniedorpen is zeer bijzonder. In de loop van de 19e en 20e eeuw heeft de Maatschappij van Weldadigheid ook grootschaliger bedrijven ontwikkeld.

In Veenhuizen was de ontwikkeling anders. Het ging hier om onvrijwillige koloniën, o.a. voor wezen en landlopers. Daar moest men vanuit gestichtsgebouwen op het land werken. Deze situatie kreeg een nog meer gedwongen karakter nadat het ministerie van Justitie dit gebied overnam. In de omgeving van de gestichten verrezen diverse boerderijen van het zogenaamde Middenhuistype die door W.C. Metzelaar waren ontworpen. Kenmerkend is dat aan weerskanten van het woongedeelte een bedrijfsruimte was geplaatst.

Andere vernieuwingen in de landbouw treft men aan op het Zeijerveld. Dit gebied werd sinds 1906 deels machinaal ontgonnen en als toonbeeld van vernieuwing werd door architect H. Masselink een nieuwe bouwwijze geïntroduceerd. In zijn 'Cremer Hoeve' (Minister Cremerstraat 5) werd geen gebintconstructie maar een constructie van staal en beton toegepast. Deze techniek werd ook door Berlage toegepast bij 'De Schipborg'. Vergelijkbare ontwikkelingen deden zich voor rond het ontginningsdorp Witteveen waar door ontginningsmaatschappij NV Het Lantschap Drenthe diverse boerderijen en arbeiderswoningen werden gebouwd. De Asser architecten A. de Vries en J. Boelens waren hier verantwoordelijk voor diverse ontwerpen.

De landelijke trends op het gebied van de woonhuisarchitectuur hebben ook hun invloed in Drenthe. Deze invloed is vooral in de grotere plaatsen en steden te zien. Daar zaten veelal architecten die wisten wat er in het land gaande was en dat in hun ontwerpen tot uiting brachten. In Assen waren dat vooral J. Boelens, A. de Vries, M. de Vries, J. Smallenbroek, J.H. van Houten, A. van Oosten en T. de Haan. Een bijzonder plaats nam ook in J.F.A. Göbels, die de kubistisch georiënteerde woonhuizen Plataanweg 3 (1931) en Vaart 41a (1934) bouwde. Daarnaast waren de gemeentearchitecten P.M.A. Huurman en J. Jansen van Galen belangrijke personen.

Enkele bekende Meppeler architecten waren: H.W. Hulsbergen, G. Otten, P. Janzen en H. Witzand en de gemeentearchitect D. Monsma.

In Hoogeveen mogen G. Hofman en de uitermate productieve gemeentearchitect J. Carmiggelt genoemd worden.

In Coevorden waren H. Bennink (ontwerper van de Vakschool voor meisjes, 1923) en W. Wieringa belangrijke architecten. Deze ontwierp onder meer de opvallende woning Van Heutzsingel 37 met Jugendstil-invloeden.

In deze periode werden tal van nieuwe functies gerealiseerd met elk een eigen bijzondere vormgeving. Vooral gemeentehuizen, schoolgebouwen en postkantoren leenden zich voor iets bijzonders. Soms werden daarbij regionaal of zelfs nationaal werkende architecten betrokken. Zo waren de postkantoren van rond 1900 voornamelijk ontworpen door rijksbouwmeester C.H. Peters. Nieuw waren ook allerlei technische voorzieningen zoals watertorens (Coevorden, Hoogeveen, Meppel, Zuidlaren), stations en transformatorhuizen. Van laatstgenoemde staat in Meppel een opvallend bouwwerk op de hoek van het Kerkplein-Kleine Oever. Deze trafo met bovenwoning is in 1921 ontworpen door gemeentearchitect Mons-ma.

Andere functies met een bijzondere vormgeving waren de ziekenhuizen (bijv. het oude Wilhelminaziekenhuis aan de Oosterhoutstraat in Assen ontworpen door J. en Th. Stuivinga) en de militaire kazernes (in Assen: de Johan Willem Frisokazerne met de neo-renaissancistische bouwwerken (1893-1904) langs de Vaart; in Zuidlaren: de voormalige Graaf Adolf van Nassau-kazerne, 1938).

Een andere nieuwe ontwikkeling betrof de bouw van tal van industriële bouwwerken zoals »zuivelfabrieken, graanmaalderijen, slachterijen e.d. Ook meer bijzondere fabrieken werden opgericht zoals twee glasfabrieken in Nieuw-Buinen en turfstrooiselfabrieken in Hoogeveen, Klazienaveen en Amsterdamscheveld en een kalkzandsteenfabriek in Hijkersmilde. Naast de functionaliteit van de productieruimte werd in veel gevallen aandacht besteed aan vormgeving. Dit kon immers bijdragen aan de uitstraling van het bedrijf. Zo leverde H.W. Hulsbergen het ontwerp voor de Coöperatieve Landbouwbank te Meppel. Het gebouw vormt nog steeds een aansprekend gezicht van Meppel.

Ook in het buitengebied werden nieuwe functies gestart. De al eerder genoemde Maatschappij van Weldadigheid is hiervan een aansprekend voorbeeld uit het begin van de 19e eeuw. Een ander voorbeeld is de gezondheidszorg. In Zuidlaren werd de psychiatrische inrichting Dennenoord gesticht. Veel van de oude gebouwen op het terrein van Dennenoord zijn ontworpen door architect K. Hoekzema in de stijl van de Neorenaissance. Het meest bijzondere gebouw staat aan de noordkant van de Stationsweg en is ontworpen door de Groninger architect E. Reitsma. Dit gebouw staat bekend als het Noordersanatorium. Vergelijkbare psychiatrische instellingen kwamen bij Assen (Licht en Kracht) en Beilen.

Ten slotte moet de groeiende aandacht voor recreatie worden genoemd. Deze komt in de loop van de 20e eeuw op gang. De dierentuin van Emmen (Noorder Dierenpark) kreeg in deze periode haar vorm in de achtertuin van notaris Oosting. Tuinarchitecte T. Bosma ontwierp het park dat in 1935 werd geopend. Verspreid over de provincie werden de eerste recreatiewoningen opgericht. Architectonische hoogstandjes zijn het Logeerhuis (1937) in het Elsburger onland van de Rotterdammer architect J.W.C. Boks in de stijl van het Functionalisme en de in stijl van de Amsterdamse School uitgevoerde recreatiewoning (1933) naar ontwerp van E. Rozema ten noorden van Norg.

Architectuur 1940 tot heden

Wederopbouwarchitectuur:

De naoorlogse ontwikkelingen in Drenthe weken niet wezenlijk af van die elders in het land. De belangrijkste taak was het bestrijden van de woningnood door het bouwen van zoveel mogelijk woningen. In de jaren '50 en '60 ontstonden er dan ook in vrijwel alle gemeenten nieuwe woonwijken buiten de oude centra. Spraakmakend waren vooral de uitbreidingen van Emmen. Bij de plattelandsgemeenten bleef de grootschalige nieuwbouw voornamelijk beperkt tot de hoofddorpen. Voorbeelden hiervan zijn Roden, Eelde-Paterswolde, Vries en Rolde.

Aanvankelijk werden in Drenthe de sleutelposities in de woningbouw bezet door traditionalistisch ingestelde aanhangers van de zgn. Delftse School. Dit gold ook voor de directeur van de Provinciale Planologische Dienst (PPD), J.A.M. den Boer. Hoofdrolspelers op het gebied van de wederopbouw waren het Ministerie van Volkshuisvesting met de provinciale directies en de PPD. In de begintijd maakt de PPD veel uitbreidingsplannen voor de dorpen. Tot halverwege de jaren '50 waren de uitbreidingen en de nieuwbouw traditioneel, kleinschalig en aansluitend bij de schaal en de sfeer van de dorpen. De overgangen naar de open ruimte werden zorgvuldig vormgegeven. De woningen zelf werden eveneens in traditionele trant ontworpen, vaak door de directeur gemeentewerken, die tevens gemeentearchitect was. Goede voorbeelden zijn de zuidelijke randbebouwing van Dwingeloo en de westrand van Vries.

Vanaf het eind van de jaren '50 is de wederopbouwarchitectuur vooral gebaseerd op de functionalistische architectuur. Bij de woningbouw werd de stedenbouwkundige opzet en de typologie gericht op het bouwen van grote aantallen. Lange rechte straten met aan weerszijden bebouwing. In Drenthe voornamelijk eengezinswoningen van twee lagen met kap, met in de grotere plaatsen hier en daar wat middelhoogbouw.

Grotere architectenbureaus in Drenthe in die tijd waren Nieman en Steeneken (Gerritsma Vesseur Architecten), het bureau van Boelens, beide uit Assen, Van Houten en Nijenhuis (later Nijenhuis en Ebbinge) te Gieten. In Meppel werkte o.a. architectenbureau Otten en Fransen, architectenbureau De Groot en architectenbureau Oostergetel, in Hoogeveen architectenbureau Ter Veld en Hoogstra.

Veel woningen werden ook ontworpen door architectenbureaus van buiten Drenthe, bijv. architectenbureau Martini en architectenbureau Klein uit Groningen. Als bescheiden pendant van de megastructuren in de grote steden in het westen van het land, als de Bijlmer in Amsterdam en Ommoord in Rotterdam, verrezen in de tweede helft van de jaren '60 ook in Drenthe hoge woonflats, die de skyline van de steden sterk beïnvloedden. In Assen bijv. zes identieke flatgebouwen van elf verdiepingen aan de noordrand en de zuidoostrand. Ook in Hoogeveen (Krakeel), Meppel (Koedijkslanden) en Emmen (Angelslo) verrees hoogbouw. Dit was ook de tijd van de grote verkeersdoorbraken en stadssanering. Oude binnensteden moesten geschikt worden gemaakt voor het autoverkeer. In Assen heeft dit geleid tot het dempen van de Kolk en sanering van de binnenstad op de plek van het huidige Koopmansplein. In Meppel werd een begin gemaakt met het dempen van de grachten, bijv. Grote Oevers, Kleine Oevers.

Emmen neemt een bijzondere positie in. Na de oorlog werd het van dorp tot stad getransformeerd. Met de wijken Emmermeer (1947-1960), Angelslo (1956-1969), Emmerhout (1961-1974), Bargeres (1967-1983) en de Rietlanden (1977-1996) verwierf Emmen nationale en internationale faam op het gebied van stedenbouw en architectuur. Het begrip 'woonerf' is in Emmen geboren. Belangrijke namen waren hier de gemeentelijke stedenbouwkundigen N. de Boer samen en A.M. de Jong en de architecten Th.Strikwerda, Y.S.Dijkstra, J.J.Sterenberg, A.A.Oosterman en A.C. Nicolaï.

Structuralisme, kleinschaligheid.

Eind jaren '60, begin jaren '70 kwam er steeds meer kritiek op het grootschalige bouwen. De ergste woningnood was voorbij en het accent verschoof van kwantiteit naar kwaliteit. Bovendien rees verzet tegen de rigoureuze stadssaneringen en het dempen van grachten en vaarten. Nieuwe sleutelwoorden werden kleinschaligheid en herbergzaamheid. Landelijke voortrekkers waren Aldo van Eyck (Burger Weeshuis, Amsterdam), Piet Blom (Kasbah, Hengelo), Herman Herzberger (Centraal Beheer, Apeldoorn) en Onno Greiner (Theater De Flint Amersfoort). In deze sfeer ontwikkelde zich het structuralisme, een stroming waarin de vormgeving is gebaseerd op strakke geometrische organisatiepatronen. Onno Greiner bouwde in Drenthe theater De Tamboer in Hoogeveen, Herzberger, veel later en in een andere stijl, een uitbreiding van warenhuis Vanderveen in Assen. Aldo van Eyck ontwierp het in 2005 gereedgekomen Hunebedcentrum in Borger. In Drenthe viel deze hang naar kleinschaligheid in goede aarde. Bekende architecten waren Bram Dekker (Univé kantoor in Assen), Hans Morshuis (bibliotheek Zuidlaren, woonbuurten in Westerbork, Emmen, Hoogeveen enz.) en Cor Kalfsbeek (Hotel Bieze Borger, Gemeentehuizen in Borger, Dalen, Norg, veel gemeenschaps- en dorpshuizen, o.a. in Vledder en woningen in Borger, Gieten, enz.) en Architectenbureau Sterenberg uit Ter Apel met woningbouwprojecten in Emmen en Assen. Wat kleinere bureaus, vaak voortgekomen uit ontwerpers van genoemde bureaus, werkten ook in deze trant. Genoemd kunnen worden Ruurd Visser en Levenga & Woldendorp in Borger, afkomstig van Bureau Kalfsbeek, Wouda en Van der Schaaf in Meppel en Jan Snijder in De Wijk, afkomstig van Architectenbureau Morshuis, Gerrit Herlaar in Rolde, afkomstig van Sterenberg.

Neorationalisme.

Eind jaren '70, begin jaren '80 rees er verzet tegen de vaak tot een 'maniertje' verworden veelvormige kleinschalige architectuur en de doolhofachtige stedenbouwkundige plannen die daarbij hoorden. Architecten als W. Quist (Suikerunie Breda) en F. van Gool (kantoorgebouwen tegenover het Rijksmuseum in Amsterdam) ontwierpen al sinds de jaren '60 heldere geometrische gebouwen, maar rond 1980 kreeg dit soort rationele architectuur meer belangstelling en kreeg de stroming een naam: het Neorationalisme. De voorstanders van deze architectuur duidden de kleinschaligheidsstroming aan als 'Nieuwe Truttigheid', een term die in vakkringen nog vaak wordt gebruikt. In Drenthe bekeerde vooral Cor Kalfsbeek zich tot deze meer rationele opzet van ontwerpen, gekenmerkt door het streven naar eenvoudige vormen en pragmatische oplossingen (Norgerhaven, Esserheem, Gasopslag Langelo). Ook Michel Klawer uit Emmen ontwerpt in een rationele trant (Bibliotheek Emmen).

Neomodernisme.

Vanaf de jaren '80 maakte ook de moderne architectuur van de jaren '20 en '30 een revival door. Geïnspireerd door het Functionalisme gingen ontwerpers weer strakke gebouwen ontwerpen met veel aandacht voor eenvoudige plattegronden. Landelijk en internationaal bekend zijn het bureau van Rem Koolhaas, OMA (Office for Metropolitan Architecture) uit Rotterdam en Bureau Mecanoo. Vanaf 1990 werd het Neomodernisme steeds minder sober en gingen de rechthoekige vormen steeds meer schuil onder een collage van vormen, kleuren en materialen. Een exponent in Drenthe van deze ontwikkeling is Architectenbureau Gerritsma en Vesseur uit Assen met bijv. het gemeentehuis van Midden Drenthe en het Herinneringscentrum Kamp Westerbork in Hooghalen. Deze vorm van Neomodernisme is de belangrijkste uiting van Postmodernisme in Nederland. Een andere vorm van Neomodernisme, 'High Tech Architecture' met als bekendste voorbeeld het Centre Pompidou in Paris vond in Nederland en dus ook in Drenthe weinig weerklank. Een sprekend voorbeeld hiervan is echter de Gasontzwavelingsfabriek in Emmen naar ontwerp van Architectenbureau Hamminga en Haverkort uit Emmen.

Postmodernisme.

 Internationaal werd sinds de jaren '80 juist de vormentaal van voor het Modernisme als inspiratiebron ontdekt. Hierbij werd vaak teruggegrepen op klassieke motieven als symmetrie, de toepassing van zuilen, frontons e.d. In Drenthe werkte eigenlijk alleen M.C. Clay, later Clay en Brink, consequent in een, vooral op de Amerikaanse architect Venturi geïnspireerde postmodernistische vormentaal. Ook Architectenbureau Hamminga en Haverkort verwerkte wel postmodernistische elementen in een aantal van hun ontwerpen, bijv. het kantoor van de WMD in Assen en woonhuis Zwiers in Emmen. Daarnaast zijn er diverse winkelcentra, als het Forum in Assen en niet te vergeten het nieuwe Spoorwegstation van Assen, naar ontwerp van Rob Steenhuis in postmodernistische vormentaal gerealiseerd.

Kritisch Regionalisme.

Een andere stroming in de architectuur speelt in op de regionale en omgevingsfactoren zonder daarbij te vervallen in traditionalisme. Gunnar Daan uit Oosternijkerk is van deze stroming een bekende exponent. In Drenthe werkt Daad Architecten op een dergelijke manier, bijv. bij woningen in Diever en een apotheek in Rolde. Ook bureau b+o uit Ansen ontwerpt met de omgeving als belangrijke inspiratiebron voor eigentijdse vormgeving.

Momenteel zijn er in Drenthe zo'n dertig architectenbureaus gevestigd. De meeste hiervan zijn klein, met minder dan tien medewerkers. Grotere bureaus zijn: Daad Architecten b.v. (Beilen), Gerritsma Van Dijk Vesseur Architecten (Assen), Wouda en Van der Schaaf Architecten (Meppel), Fame Architecten (Hoogeveen), Architectenbureau BNA Cees Groen b.v. (Emmen), AAS Architecten (Emmen), VANNES Architecten (Emmen).