(Nieuw-Amsterdam 1900 - Schoonebeek 1958)

Toneelschrijver. Begon na zijn 40e toneel te schrijven. Debuteerde met De oliekous. Blijspel in drie bedrijven, dat pas in 1963 in druk verscheen. Het Nederlandstalige stuk 'Iemkers-Jan'. Toneelspel in drie bedrijven voor 12 heren, 3 dames verscheen in 1953. Met dit stuk had hij in 1951 meegedaan aan de toneelprijsvraag van Het Drents Genootschap en het Anjerfonds. Het dialectstuk De gold'n ketting. Tenielspul in 3 bedriev'n veur 2 dames en 6 heren in Drentsch dialect schreef hij voor 't Aol' Volk in Emmen, dat het in 1954 als De Gold'n Kett opvoerde. Ook in Nederlandse vertaling, getiteld De gouden ketting, werd het uitgegeven.

In 1955 werd opnieuw door 't Aol' Volk een stuk van Frieling opgevoerd, getiteld Dree jaor gungen veurbij. Voor de RON schreef Frieling in dezelfde tijd de serie radioschetsen In 't spinnewöppien. Ook schreef hij de Drentstalige teksten van enkele liederen die door de RON uitgezonden werden. Voor het overige bestaat zijn toneeloeuvre uit Nederlandstalige spelen, zoals Droppie. Toneelspel in drie bedrijven (z.j.); Zwarte kunst op 'De Dageraad'. Klucht uit het boerenleven in drie bedrijven (z.j.) en De klomp en de goudvis. Klucht uit het boerenleven in drie bedrijven [1951]. Als vervolg hierop schreef hij: Jong leven op Morgenrood. Toneelspel in drie bedrijven (1954). Voorts verschenen nog Vrije vogels. Blijspel in drie bedrijven voor vier Dames en vijf Heren (z.j.) en De geheimzinnige dievegge. Vrolijk spel in vier bedrijven ([1955]. Als toneelschrijver ging Frieling zijn eigen weg; van de Drentse Schrieverskring werd hij dan ook geen lid.