Begrip
Alle rechten voorbehouden

Londense biggen

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Bieleman

Term ter aanduiding van een bepaald type varken.

Nadat Duitsland en Engeland even na 1890 hun grenzen sloten voor de invoer van levende, vette varkens - toen een belangrijk exportproduct van de boeren op de zandgronden - bood het mesten van vleesvarkens voor de Engelse markt hen soelaas. Deze speciale markt vroeg een licht type varken dat werd gemest tot een levend gewicht van 45 tot 60 kg (geslacht ca. 35 kg). Vanwege hun belangrijkste bestemming, de Londense markt, werden deze varkens al snel aangeduid als 'Londense biggen'. Het was een vorm van mesterij die bij uitstek geschikt bleek voor het kleine boerenbedrijf van de zandgronden. Ze konden in relatief korte tijd (16 tot 20 weken) worden gemest tot het gewenste gewicht en het geld dat was geïnvesteerd in de aankoop van de 6-weekse biggen was zo snel terug verdiend.

In samenhang met deze nieuwe ontwikkeling in de varkenshouderij werden overal in de zandgebieden exportslachterijen opgericht, vaak in nauwe samenhang met het zojuist in hoofdlijnen voltooide, nationale spoorwegnet. Zo werd in Assen nabij het station in 1887 als eerste in Drenthe, de exportslachterij Thompson & Co. in bedrijf gesteld. Het vlees van de dieren die overdag waren geslacht, werd 's avonds per trein naar Vlissingen of Hoek van Holland vervoerd, vanwaar men het met de nachtboot naar Londen transporteerde, om daar dan de andere dag al op de grote vleesmarkt van Smithfield te worden verkocht. In korte tijd nam deze handelsstroom een hoge vlucht. In 1886 werd al ongeveer 4.900 ton geëxporteerd, een hoeveelheid die in 1895 al was toegenomen tot 12.500 ton en 85% van de Engelse markt voor vers varkensvlees omvatte. In 1903 bedroeg het exportvolume zelfs bijna 26.800 ton.

Het bijzondere was dat de Nederlandse varkenshouders op deze Engelse markt voor vers vlees nauwelijks concurrentie hadden. De Denen, die zich onder vergelijkbare omstandigheden ook hadden toegelegd op de varkenshouderij, produceerden de meer duurzame bacon. Op haar beurt betekende de opkomst van deze bijzondere vorm van mesterij een enorme stimulans voor de fokkerij doordat de vraag naar 6-weekse biggen sterk toenam. Het gevolg was dan ook dat de aanvoer van die biggen op de Meppeler markt in enkele decennia tijd vervijfvoudigde. Tezamen met de verplaatsing van de melkverwerking van de boerderij naar de fabriek en de opkomst van de pluimveehouderij had de mesterij van Londense biggen een bijzonder stimulerend effect op de ontwikkeling van het kleine boerenbedrijf, ook in een gewest als Drenthe.

De mesterij bleef - met onderbreking van WO I - van groot belang tot 1926. In dat jaar sloot Engeland van de ene dag op de andere haar markt voor vers varkensvlees, hetgeen de boeren overal in de zandgebieden dwong over te stappen op de productie van baconvarkens. [Bieleman]