(Diever 1906 - Norg 1991) Landbouwer en schrijver.
Bezocht de Rijkslandbouwwinterschool, volgde een 'zaakvoerderscursus' en leerde door privélessen wat talen. Als schooljongen schreef hij al zelfbedachte teksten, zoals ook zijn vader en zijn grootvader gedaan hadden. Het grootste deel van zijn leven was Mulder landbouwer in de gemeente Norg, aanvankelijk in de buurtschap Westervelde.
In 1920 won hij met het verhalende gedicht 'Waor was 't tweede kalf 'ebleven?' de derde prijs in een prijsvraag van het Algemeen Nederlandsch Landbouwblad. In de jaren '30 stonden zijn gedichten in het Agrarisch Nieuwsblad; ook leverde hij bijdragen aan het Drentsch Landbouwblad.
Voor de bond Landbouw en Maatschappij schreef hij enige strijd- en propagandaliederen. Toen de bond in december 1940 samenging met het Boerenfront van de NSB, ontstond het Nederlandsch Agrarisch Front (NAF). In 1941 werd Mulder als 'adviseur' actief in de Agrarische Jeugdbeweging, de jongerenorganisatie van het NAF. Dat bleef hij tot midden 1942, toen hij erachter kwam dat 'de politiek in de jeugdbeweging begon door te dringen'. Kort daarvoor nog had hij meegedaan aan de hoorspelprijsvraag van de Nederlandsche Omroep, die op 30 januari 1942 was uitgeschreven. Onder de naam 'Arend' had hij het spel 'Hoe de Paosbulte in Diever ebout worde!' ingestuurd. Hij won er de vierde prijs in de derde categorie mee. In augustus 1942 liet hij zich inschrijven bij de Kultuurkamer. Tijdens de oorlog schreef hij de toneelstukken De Stapelhoeve en De Kentering, die na de oorlog in druk verschenen. Met De Kentering zou hij in 1951 - onder het pseudoniem Koj Koj - meedoen aan de toneelprijsvraag van Het Drents Genootschap.
Na de oorlog werd door de Politieke Recherche-afdeling (PRA) een onderzoek ingesteld naar Mulders gedragingen tijdens de bezetting. De officier-fiscaal te Assen stelde hem voorwaardelijk buiten vervolging, met een proeftijd van drie jaar. Wel werden hem beide kiesrechten ontnomen voor een periode van tien jaar.
Als lid van het eerste uur van de Drentse Schrieverskring droeg hij aan de Drentse schrieversalmanak 1954 en 1956 bij. Vanaf de oprichting van Oeze Volk schreef Mulder geregeld verhalen en gedichten voor dit tijdschrift. Voor de collecte 'Oktobermaand Drenthemaand' van Opbouw Drenthe schreef hij enige malen een gedicht en aan de Leekster Courant leverde hij geregeld 'stukkies'. Voorts verschenen van zijn hand de eenakter De viswedstrijd (1955) en Wankel bezit. Een levensspel in drie bedrijven in Drents dialect (1959). Met de dichteres A.J. Brals-Luinge schreef hij enige revues.
Als rustend landbouwer publiceerde Mulder ook over historische onderwerpen. In 1983 verscheen het boekje Het Drentse boerenleven uit vroeger tijd. Daaraan waren dorpsgeschiedenissen met pretentieuze titels voorafgegaan: De historie en pre-historie van Diever in woord en beeld (1975) en De historie van Norg in woord en beeld [1978]. [Nijkeuter]