Locatie

Odoorn

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Schaafsma & Kooi
Bron: Drents Archief

Dr.: Oring

1. Voormalige gemeente, zie: Borger-Odoorn.

2. Esdorp in de gemeente Borger-Odoorn (tot 1998 Odoorn); 1718 inwoners en 765 woningen (2000). Gelegen ten zuidwesten van Exloo, ten westen van Valthe, ten noorden van Klijndijk en ten noordwesten van Emmen. Ten noorden ervan ligt het Odoornerzand (bos, zandverstuivingen), ten noordwesten de boswachterij Odoorn en het Odoornerveld (bouwland), ten westen de veenkolonie Odoornerveen en ten zuiden de Odoornerzijtak, een afslag van het Oranjekanaal.

Bronnen vermelden: in Oderen (1327), van Oderen (1376), toe Oderen (1393), to, van Oderen (1399), Oederen (1431), van Oeren (1466), daarna: Odoren (1601), Oderen, Ohren, Ooren, Oeren en Ohrem. Uitspraak tot 1883: Oreng; Harm Tiesing: Orenger maark, Orenger Kerk, Orenger kaspel. Hiertoe behoren de fonetische plaatsnamen Oeringe en Orenge vanuit de oudere vormen Oderen en Odering. Jan Naarding droeg als adjectieven aan: Odoorninger en Oorninger, afgeleid van Oderning(er). De naam Odoornerveen (Orengerveen) verboog de fonetische naam Oreng naar Odoorn. Deze laatste heeft het ten slotte gewonnen van Oorn en Oring, al zijn deze niet verdwenen, getuige de plaatsnaam in het Drents. De betekenis kan zijn: a) uitgaande van Odering(e): de lieden van de persoon Odheri, Odhere en b) hoek van Odo.

De hervormde kerk heeft een 12e-eeuws recht gesloten koor, tot ca. 3,75 m hoogte bekleed met gespleten granieten zwerfstenen. De muur ervan is ruim 1 m dik en met bakstenen verhoogd. Dit oude koor met kruisribgewelf contrasteert scherp met het schip, dat in de huidige vorm dateert uit 1856-57. Rond 1897 brandde de kerk geheel uit; in 1899 werd door P. van Oeckelen een nieuw orgel geplaatst. Voor de kerk staat het beeld 'Otie en kleinkind' (G. Santing). In het Nederlands hervormd jeugdgebouw bevindt zich een borstbeeld van ds. H. van Lunzen.

In 1939 was de es van Odoorn de eerste in Drenthe die werd herverkaveld.

Overige bezienswaardigheden: oude Saksische boerderijen, voormalig werkhuis, oorlogsmonument (prof. Duintjer, 1949).

Schimpnamen voor de inwoners: (Oringer) Langstaarten = bepaald ras schapen) en (Oringer) Poepen (hannekemaaiers uit Duitsland).

2. Typeaanduiding voor enkele eenschepige boerderijtypen uit de Vroege Middeleeuwen.

Gebaseerd op opgravingen in 1966 door het Biologisch-Archaeologisch Instituut van een bij de aanleg van een sportveld ontdekt complex van door palissaden omgeven en door elkaar loodrecht kruisende wegen van elkaar gescheiden boerenerven uit de 6e-8e eeuw na Chr. Het lag op een deel van de es ten zuiden van de historische dorpskern, tussen een laagte, het Hangmeer, en de weg naar Emmen. De zuidelijke voortzetting van de nederzetting werd opgegraven in 1977-1981. Daarbij werd vergeefs gezocht naar het bijbehorende grafveld, dat in de 19e eeuw als 'Kraaltjeszand' wordt vermeld.

In de oudste kadastrale structuur van de es zijn opgegraven erfgrenzen en wegen herkenbaar, wat er op wijst dat de percelen in gebruik kwamen als akker en dat de huizen zijn verplaatst. De opvallend kleine huizen maakten wat bouwwijze betreft een ontwikkeling door die enerzijds aansluit bij in Wijster en Eursinge gevonden typen, anderzijds haar voortzetting vindt in de veel grotere gebouwen van Gasselte. Onderscheiden werden de huistypen Odoorn A, Odoorn B, Odoorn C en Odoorn C'. 

Literatuur

  • Lit.: [1] H. Gras e.a. (red.), Rond Hunze en Hondsrug. Geschiedenis van Odoorn (Odoorn 1997)
  • T. Koops, Odoorn in oude ansichten (Zaltbommel 1986)
  • A. van Gijn, Stuifzand bij Odoorn (Haren 1981)
  • [2] H.T. Waterbolk en J.N. Lanting, 'Odoorn', in: Hoops Reallexikon der Germanischen Altertumskunde. Bd. 21 (2002).