Deel van de overheidstaak, te omschrijven als overheidstoezicht en overheidsdwang tot naleving van geldend recht.
Te onderscheiden zijn de preventieve taak (zorg voor veiligheid, rust en orde) en de repressieve taak ten dienste van de justitie (opsporing van strafbare feiten, aanhouding van daders van strafbare feiten en tenuitvoerlegging van rechterlijke vonnissen).
Vanouds werd de politietaak uitgevoerd door lokale beambten. In de kerspelen was de schulte daarmee belast. Hij werd ter zijde gestaan door kerspelsoldaten, ook biezejagers of rode roeden genaamd, die vooral tot taak hadden bedelaars en landlopers te weren. Sinds 1814, toen Nederland een koninkrijk werd, was de burgemeester belast met het bevel over de veldwachters en de handhaving van keuren en reglementen. De veiligheid 's nachts was toevertrouwd aan een soort burgerwacht, de nachtwacht.
Het toezicht op het platteland was nauwelijks effectief. De burgemeester beschikte over meestal maar één veldwachter, die ook niet meer dan diens bediende was. Om hierin verbetering te brengen werden in de jaren '20 van de 19e eeuw in Drenthe brigades van veldwachters ingesteld. Naast de gemeentepolitie was er een rijkspolitie. Vanaf 1814 werd deze gevormd door de marechaussee, na 1858 tevens uit een korps rijksveldwachters. De marechaussee ressorteerde wat materieel en discipline betreft onder het leger, maar voor de handhaving van orde en rust onder Justitie. De militaire taak van de marechaussee omvatte vooral het opsporen en aanhouden van deserteurs en militairen zonder geldige verlofpas of geldig ontslagbewijs, het aanhouden van bedelaars, het transport van gevangenen en het in bewaring nemen van vreemdelingen zonder paspoort.
De rijksveldwachters kregen de algemene politiezorg. De handhaving van de openbare orde en de uitvoering van de plaatselijke verordeningen in de gemeente was toevertrouwd aan de burgemeester, aldus de Gemeentewet van 1851. Het politiebureau was niet meer dan een kamer in het gemeentehuis. Gemeenteveldwachters konden wel als (onbezoldigd) rijksveldwachter fungeren, wanneer zij optraden als gerechtsdienaars of als opzieners der jacht en visserij. Assen was in 1880 de eerste gemeente met een inspecteur van politie, die de burgemeester enigszins kon ontlasten.
Marechaussee en rijksveldwacht werden in 1941 door de bezetter samengevoegd tot een korps. In de jaren 1940-1945 was er een Duitse politie naast de Nederlandse. De bezetter liet de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst waken over de Duitse belangen. Rijks- en gemeenteveldwacht werden verenigd in een centrale staatspolitie. De Landwacht, opgezet om NSB'ers te beschermen tegen agressie, fungeerde feitelijk als verlengstuk van de SD.
Het onderscheid in rijks- en gemeentepolitie werd direct na de oorlog hersteld. Als tweede gemeente kreeg Emmen een eigen korps gemeentepolitie, Assen kreeg in 1947 voor het eerst een commissaris van politie. Het onderscheid tussen rijks- en gemeentepolitie is gehandhaafd tot de invoering van de Politiewet in 1994, waarin regiokorpsen werden voorgeschreven. [Brood]