Lat.: Sphagnum spec.
Groep mossen bestaande uit dertig soorten die vooral in natte, zure milieus voorkomen.
Veenmos is de belangrijkste veenvormer. Veenmos groeit aan de bovenkant door, terwijl de onderkant afsterft. Doordat veenmos zeer veel water kan opnemen, drukt het gewicht van de laag volledig met water verzadigde veenmosplanten op de afgestorven plantenresten. Deze plantenresten breken in het zuurstofarme milieu slecht af, maar worden samengedrukt tot een uiteindelijk dikke laag veen. Bij gunstige omstandigheden kan veenmos boven zijn omgeving uitgroeien. Op deze wijze ontstaan dikke en relatief hoge veenmoskussens.
In plakkaten veenmos groeien andere bijzondere plantensoorten die aan het zure hoogveenmilieu gebonden zijn, zoals Kleine veenbes en Lavendelheide. De eertijds uitgestrekte Smildiger Venen en het Bourtangerveen zijn ontstaan door de groei van veenmossen. Turf bestaat voornamelijk uit ingedroogde veenmospakketten. Na de ontginning van veengebieden t.b.v. de turf zijn alleen het Bargerveen en het Fochteloërveen als grote veengebieden overgebleven. Veenmossen domineren deze hoogveenreservaten.
Ook in vele kleine veentjes zoals die in het Dwingelderveld komen veel bijzondere veenmossen voor. Aangezien de milieus waarin veenmossen voorkomen sterk bedreigd worden door ontwatering en vermesting zijn zeventien soorten veenmossen bedreigd en opgenomen op de Rode lijst van bedreigde en kwetsbare mossen van Nederland, waarvan een groot deel in Drenthe voorkomt.