Van 'veldnamen' spreekt men in samenhang met de niet-bewoonde, kleinere onderdelen van een landschap. Bedoeld zijn dus de namen van bouw- en groenlanden, van braakliggende terreinen en woeste gronden, van heuvels en dalen, van bosjes, struikgewas, moerassige plekken enz.
Veldnamen bestaan vaak alleen in mondelinge vorm en zijn niet zelden slechts in een kleine kring bekend. Vroege schriftelijke attestaties zijn dan ook schaars. Roderhemerike en Gislo uit de 12e eeuw, wijzend op terreinen bij Roden en Ruinen, zijn de vroegste Drentse voorbeelden uit deze namenklasse. Uit de 13e eeuw zijn o.a. Burchmad (kerspel Dalen), Echtenerefene (onder Echten) en Sekelnötesacker (Zuidlaren) bekend. Vanaf de 14e eeuw neemt de overlevering gaandeweg toe, het betreft echter haast uitsluitend esdorpen.
Dankzij auteurs als A.W. Edelman-Vlam, J. Naarding, G. Smit en vooral J. Wieringa zijn wij dan ook over de veldnamen juist van dit nederzettingstype uitstekend geïnformeerd. Dat wil zeggen over het drieluik tuin- en bouwgronden / graslanden / veld en de daarmee corresponderende drie 'veldnamenlandschappen': van de oudste delen van dorp en es, de woerten, hoven en goorns, akkers en kampen, stukken en landen, tot aan de maten, vledders, broeken en stroeten en ten slotte het veld.
Belangrijke schriftelijke bronnen zijn na de 15e eeuw o.a. diverse grondschattingsregisters uit de 17e, 18e en het begin van de 19e eeuw, alsmede het Kadaster.
Ten aanzien van de naamgevingsmotieven onderscheidt Drenthe zich niet van andere provincies; het zijn ook hier benoemingen naar o.a. de bezitter (Berendsgoorn, Vongerskampien), de vorm (Biel en Stoal, Zwanehals), de ligging (Kiek in 't Veld, Stroomstukken), het gebruik (Kalverhammen, Lienakkers), de bodemgesteldheid (Stienakkers, Zwarteveen) enz. Typisch Drents zijn o.a. de vele dialectvormen (Körtbrie, 't Mouwgien, Möölties, 't Rondtien, Voeleers), het gebruik van het achtervoegsel -ing (de Dreeuwings, de Heuring) en een zekere voorkeur voor het element lange (Nörd Langen, Biemelang, de Weglangen).
Van sommige dorpen/dorpsgebieden zijn veldnamenverzamelingen (deels met verklarend commentaar) gepubliceerd, o.a. van Gieten, Sleen en Westerbork. Het Nedersaksisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen heeft tussen 1981 en 1987 zeven delen Drentse Veldnamen laten verschijnen met eigentijds en historisch namenmateriaal uit Schattenberg, Schoonlo, Exloo, Valthermond, Westerbork, Schoonoord en Drijber. Grondslag van deze uitgaven was een uit mondelinge en schriftelijke bronnen stammende verzameling van J. Wieringa. Deze verzameling berust intussen bij het Drents Archief in Assen. [Ebeling]