Landbouwmethode op hoogveen waarbij de bovenste laag wordt gebruikt voor verbouw van gewassen.
Vanaf de 10e eeuw in West-Nederland en elders toegepast. Het veen werd door ontwatering begaanbaar. Daarna werd de begroeiing van heide en struiken verwijderd, mogelijk door afbranden zoals bij boekweitbrandcultuur (zie: Boekweit; Veenboekweit). Door bemesting en bewerking werd verbouw van gewassen op min of meer permanente akkers mogelijk. Hiervoor was mest nodig, afkomstig van vee dat in de nabijheid werd gehouden op het reeds opdrogende veen achter de akkers.
In de venen van de Noordwest- en Zuidwest-Drentse woldzone is waarschijnlijk dezelfde landbouwtechniek toegepast. Roggepachten uit dit gebied wijzen hierop. In Zuidoost-Drenthe is in de Late Middeleeuwen mogelijk eveneens bovenveencultuur bedreven. Van een paar plaatsen in Drenthe is bovenveencultuur op permanente akkers bekend. In Schoonebeek gebeurde deze vanaf de Late Middeleeuwen. Ook de essen van de Veenhof (gemeente Aa en Hunze) liggen op veen. Aanwijzingen uit de 13e eeuw dat bovenveencultuur vaker dan gedacht werd toegepast zijn er in het Oostermoer. In Duitsland, ook in het Bourtangerveen, was het sedert de 18e eeuw een gebruikelijke akkerbouwmethode.
Bezwaren aan bovenveencultuur zijn dat door ontwatering inklinking en verbranding (oxydatie) van het veen optreedt. De veenlaag verslijt waardoor het maaiveld gedurig lager komt. Het wordt nog versneld door regelmatige grondbewerking. In de Middeleeuwen leidde dit tot maaiveldverlaging en ten slotte tot wateroverlast. Het bouwland werd opgegeven en men legde verder het veen in nieuw akkerland aan, waardoor de veeweide ook doorgeschoven werd. Dit gebeurde waarschijnlijk ook in Zuidwest- en Noordwest-Drenthe.
In recente tijd werd bovenveencultuur bedreven in de vorm van onder meer boekweitbrandcultuur. Ook raapzaad, haver, rogge en aardappelen werden zo op veenakkers verbouwd. Daar deze cultuur roofbouw was, kon ze beperkte tijd worden volge-houden en moest het veen 25-30 jaar rusten voor ze opnieuw kon worden gebruikt. Vooral raapzaad putte de grond uit.
Bovenveencultuur werd eveneens in het Binnenveen gevonden. Rond het midden van de 18e eeuw vond hier tijdelijke verbouw van haver plaats. De veldnaam 'haverlanden' herinnert daaraan. In de 19e eeuw werd bij Buinen en Exloo raapzaad en koolzaad geteeld. Beide teelten waren lokaal en kortdurend. [Timmer]