Dr.: Koldervène
Wegdorp in de gemeente Meppel (tot 1998 Nijeveen) ten noordwesten van Meppel en pal ten zuidwesten van Nijeveen. Ten zuiden ervan ligt het weidecomplex Kolderveen(-)buiten, ten noorden het wegdorp Kolderveense Bovenboer met erboven het weide-complex Kolderveen(-)boven en eronder Kolderveen(-)binnen. In Overijssel gaat Kolderveen over in Roekebosch (HAD 1884-1904: Zwollingerkamp).
Bronnen vermelden: Coldervene (1368), Couderveen (1379) en Colderveen (1811-13). De betekenis luidt: het koude(re) veen.
Kolderveen is een randveenontginningsdorp uit de Middeleeuwen; de ontginningen startten vanuit Overijssel. De vervening te Kolderveen en Nijeveen was in handen van kleine plaatselijke ondernemers. In deze streek werd het bouwland steeds vaker omgezet in gras (= weiland); tussen 1650 en 1832 nam het bouwland af met ca. 40%. Op den duur verdween het hier geheel. In 1850 waren de ontginningen in de gemeente Nijeveen voltooid d.m.v. een strokenverkaveling. In 1960-1970 werd dit oude patroon vervangen door eentje met kortere en bredere percelen.
De plaats werd vóór 1362 een zelfstandig kerspel. Meppel was tot 1422 een buurtschap van het kerspel Kolderveen, daarna een zelfstandige rooms-katholieke parochie. Het Sint-Clemenskapittel van Steenwijk behield het patronaatsrecht over de kerk van Havelte en verkreeg dat over de nieuwe Mariakerk of -kapel van Meppel. Verder bleven wereldlijk Kolderveen, Meppel en Nijeveen onder één schulte ressorteren. Rechtskundig handelden deze drie en Koekange ca. 1414 reeds hun zaken af voor de schulte van Meppel in plaats van voor het ding of de goorsprake van Diever.
In 1602 werd Kolderveen kerkelijk ingedeeld bij de classis Meppel. De eigenerfden bezaten er het collatierecht. In 1836 kreeg het dorp een gemeente van Afgescheidenen.
Aan het einde van een 300 m lange laan, de Thijs van Urklaan, staat de gotische kerk, waarvan de bouw werd voltooid in 1471. De Drentse toren is in aanleg 14e-eeuws en stond eerst los van de kerk; het oorspronkelijke zadeldak is vervangen door een spits. Voor de ingang van de kerk aan de noordzijde zit een authentiek klompenhok. De sarcofaagdeksel (12e-13e eeuw) is later als altaarsteen gebruikt; een tweede zandstenen altaarsteen is gebruikt als grafzerk. Het interieur bestaat verder uit een vroeg-18e-eeuwse preekstoel, een herenbank uit de tweede helft van de 18e eeuw (met daarboven een gedenkplaat voor Thijs van Urk) en een doophek uit de eerste helft van de 19e eeuw, gecompleteerd bij de restauratie van de kerk in 1972-74. Het orgel (1869) werd gebouwd door P. van Oeckelen.
Schimpnaam voor de inwoners: Theeboeken (boeken = buiken). [Schaafsma]